Categorieën
Belastingrecht

Geen aansprakelijkheid door misser van Ontvanger (Belastingrecht)


De ontvanger van de Belastingdienst ging onlangs zwaar in de fout in een rechtszaak die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2016:3941).

Een bestuurder die aansprakelijk was gesteld voor een belastingschuld van zijn BV ontsprong daardoor de dans.

Bestuurder aansprakelijk voor schulden

Eiser is enig aandeelhouder en enig bestuurder van een BV. De activiteiten van de BV bestaan uit de vervaardiging van machines en apparaten voor algemeen gebruik. Er zijn twee werknemers in dienst. In 2008 is de Belastingdienst een boekenonderzoek gestart. Naar aanleiding daarvan zijn naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd. De BV betaalde de aanslagen niet. Hierna werd de bestuurder aansprakelijk gesteld voor de openstaande belastingschulden.

De BV had geen melding betalingsonmacht gedaan. Op grond van de Invorderingswet kan de ontvanger dan het geld proberen te innen bij de bestuurder. De ontvanger, dat is de persoon die bij de fiscus is belast met de invordering, zal dan eerst een beschikking aansprakelijkstelling moeten versturen waarin ook de hoogte van de schuld staat. Tegen die beschikking staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open. In dit geval stapte de bestuurder na afwijzing van het bezwaar naar de rechter.

Onduidelijk voor welk bedrag

De rechtbank oordeelt als volgt. De bewijslast in dit soort zaken ligt bij de Belastingdienst. Die moet aantonen dat eiser terecht en tot de juiste bedragen aansprakelijk is gesteld. Uit de stukken wordt niet duidelijk tot welke bedragen eiser uiteindelijk nu precies aansprakelijk is gesteld. De ontvanger verklaarde ter zitting dat hij de hoogte van de belastingschuld had afgeleid uit het systeem en de uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. Over de naheffingsaanslagen loonbelasting is namelijk geprocedeerd. Dat beroep is deels gegrond verklaard.

Welk gedeelte is rente?

De ontvanger heeft op de zitting geen inzicht kunnen geven in welk bedrag van € 3.039 (2007) en € 2.911 (2008) ziet op loonheffingen en welk deel van dat bedrag ziet op heffingsrente. In de uitspraak schrijven de rechters: “Op geen enkele manier heeft verweerder [= de ontvanger] handen en voeten kunnen geven aan de bedragen waarvoor eiser aansprakelijk is gesteld.” Dat klemt te meer omdat eiser zowel in bezwaar als in beroep heeft gesteld dat er teruggaven omzetbelasting hebben plaatsgevonden die verrekend zouden zijn met de openstaande aanslagen loonbelasting. De fiscus kon vragen hierover niet beantwoorden.

De ontvanger maakte het beloop en de juistheid van de belastingschuld niet aannemelijk. Reeds daarom kan de beschikking niet in stand blijven. De Belastingdienst heeft niet de vereiste zorgvuldigheid betracht. Wanneer zelfs aan een zodanig elementair vereiste niet is voldaan, komt de rechtsgrond aan de beschikking te ontvallen. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de aansprakelijkstelling. Een keihard oordeel dat echter volkomen terecht lijkt te zijn.

Meer informatie over dit onderwerp? Neem dan contact op met Van Dalen advocatuur.