Soms houdt de inspecteur zich niet aan de afspraken. Dat kan tot gevolg hebben dat de fiscus alle proceskosten moet vergoeden, dus veel meer dan het forfaitaire bedrag. In dit geval: € 15.000.
De handelaar heeft nu veel kosten gemaakt die de Belastingdienst niet wil vergoeden.
Aandelenhandel
Een handelaar in aandelen discussieert met de inspecteur over de vraag hoe het resultaat van zijn activiteiten belast wordt: in box 1 of box 3? Partijen spreken af dat zij een proefprocedure zullen voeren. De inspecteur legt een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2018 op. Daarin belast hij de inkomsten in box 1 als winst uit onderneming. Dat opent de weg naar een bezwaar- en beroepszaak. Dan verandert de fiscus van mening. Het bezwaar wordt gegrond verklaard en de voorlopige aanslag herzien. Ook kent de inspecteur een kostenvergoeding toe van € 762.
Proceskosten
Daarmee is de handelaar het niet eens. De afspraak was immers om de vraag over box 1 of box 3 aan de rechter voor te leggen. De handelaar heeft nu veel kosten gemaakt die de Belastingdienst niet wil vergoeden. Hij gaat in beroep. De handelwijze is dermate onzorgvuldig dat toekenning van een kostenvergoeding voor bezwaar en beroep van in totaal € 77.000 gerechtvaardigd is, aldus belastingplichtige.
Lees ook: Fiscus moet € 20.000 proceskosten betalen
Afwijking
De rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2021:1809) stelt voorop dat voor een vergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen grond is, als het bestuursorgaan een beschikking of uitspraak geeft terwijl duidelijk is dat die in een procedure geen stand zal houden. Deze regel sluit niet uit dat ook in andere gevallen aanleiding kan bestaan om, alle feiten in aanmerking nemend, af te wijken van de forfaitaire bedragen.
Meer dan forfait
De inspecteur was onzorgvuldig door het bezwaar gegrond te verklaren om zo het materiële geschilpunt aan rechterlijke toetsing te onttrekken. Aanvankelijk was hij van mening dat de inkomsten een objectief voorzienbaar voordeel vormden. In bezwaar ontstond een discussie over de verschillen in kosten voor een particuliere en een professionele belegger. Maar dat is geen excuus om de gemaakte afspraak te schenden. Uiteindelijk vond de inspecteur ook dat box 3 van toepassing is.
Nu de handelaar onnodige kosten moest maken, veroordeelt de rechtbank de Belastingdienst tot een bovenforfaitaire vergoeding voor de bezwaarfase. Alle feiten afwegend bepaalt de rechtbank de vergoeding op € 15.000. De kosten voor de beroepsfase stelt de rechtbank vast op € 1.068. In die fase was geen sprake van onzorgvuldig handelen.
Verstoord
In principe geldt voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand een forfaitair tarief.
Soms zijn de verhoudingen met de fiscus verstoord. Dat blijkt wel uit deze casus. In principe geldt voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand een forfaitair tarief. Dat berekent de rechter door het toekennen van punten aan diverse handelingen. Het tarief per punt is € 534 (2021). De werkelijk gemaakte kosten zijn niet relevant. Maar soms is dat anders en wordt een integrale kostenvergoeding toegekend, als een belastingplichtige extra kosten moest maken omdat de inspecteur in verregaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld. Bijvoorbeeld als de inspecteur een aanslag oplegt en handhaaft, terwijl al duidelijk is dat die aanslag in een procedure geen stand zal houden. Of als de fiscus een evident onjuist standpunt inneemt.
Het moet gaan om bijzondere omstandigheden. Die komen niet vaak voor, meestal zal de rechtbank het systeem van het Besluit proceskosten volgen. In de hier besproken zaak vroeg belastingplichtige om vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten. Met € 15.000 kreeg hij aanzienlijk minder, maar toch meer dan een ‘fooi’.
Dit artikel verscheen ook in BelastingZaken advies (nummer 5, mei 2021)
Vragen? Bel 06-27129900