Categorieën
Huurrecht

Medehuurder worden van woning (Huurrecht)

huurwoning

Eerst is zijn vader en later zijn moeder overleden. Nu wil de zoon de huurovereenkomst overnemen. Soms kan dat, soms niet. Ander probleem: de beperkingen van een kort geding.

Eerste huurder overleden

De eiser in deze zaak verhuurt de woning vanaf 1985 aan de vader van de gedaagde. Na het overlijden van de vader in 2010 nam de moeder deze overeenkomst over. Die was dus vanaf dat moment de huurder. De zoon verzocht om medehuurder te worden, maar dat verzoek is in 2019 afgewezen. Moeder overleed. De zoon is een rechtszaak begonnen om samen met zijn echtgenote huurder te worden. Thans eist de verhuurder in dit kort geding dat de woning ontruimd wordt.

Lees ook: Wie mag er blijven wonen na einde relatie?

Aan eisen voldaan?

De uitspraak is als volgt. De zoon heeft daar altijd gewoond. Zijn echtgenote is na hun huwelijk bij haar schoonfamilie ingetrokken. Omdat de vader ziek werd, zijn zij daar blijven wonen. Zij vormden dus samen met de hoofdhuurders een gemeenschappelijke huishouding en voldoen daarmee aan de vereisten voor het toekennen van medehuurderschap. Eiser vindt van niet. In een ouder-kind-relatie kan slechts in bijzondere gevallen sprake kan zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Daarvan is nu geen sprake.  De moeder handelde in strijd met het contract door haar zoon en schoondochter in de woning te laten verblijven.

Maar dit is kort geding

Eiser heeft een punt, zo schrijft de rechter. Het verweer van de zoon is echter, gezien, de bijzondere situatie, niet bij voorbaat kansloos. Dat vraagt echter om een nader onderzoek naar de feiten waarvoor de bodemprocedure is bedoeld. In kort geding is voor zo’n onderzoek geen plaats. Daarom vindt de rechter dat de verhuurder maar de uitkomst van de bodemprocedure, die de zoon is begonnen, moet afwachten. Zeker gezien het feit dat de zoon al 30 jaar lang daar woont. De vordering tot ontruiming wordt daarom afgewezen.

Deze uitspraak laat twee dingen duidelijk zien: ten eerste dat onder omstandigheden huisgenoten kunnen promoveren tot huurders als de oorspronkelijke huurder overlijdt; ten tweede dat het kort geding slechts een voorlopig oordeel oplevert en dat daarin geen plaats is voor een uitgebreid onderzoek van de feiten.

Bron: ECLI:NL:RBAMS:2019:7691